In mei schreef ik mijn tweede blog voor Per Saldo, door omstandigheden werd het vandaag pas geplaatst. Helaas is het nog heel actueel.
0 Reacties
“Waarom nemen jullie Jens eigenlijk mee?” Een regelmatig terugkerende vraag voorafgaand aan onze vakantie. Het antwoord was niet zo simpel. Omdat het nog kan. Omdat hij bij ons hoort. Omdat het zo leeg is zonder hem. Omdat ook hij vakantie verdient. Omdat hij het concept herkent. Omdat het goed is voor hem om de sleur te doorbreken, nieuwe werelden te ontdekken. Omdat we niet zomaar een opvangadres hebben, of voldoende PGB. We waren simpelweg nog niet zo ver. Nauwelijks gearriveerd op onze vakantiebestemming, vraag ik het me ineens af. Waarom is Jens eigenlijk mee? Ons volledig gelijkvloerse drempelloze vakantiehuisje blijkt alleen bereikbaar via een steile terrastrap. Natuurlijk laten we ons daardoor niet weerhouden. Dagelijks tilt Coen Jens en daarna zijn wandelwagen naar beneden en weer naar boven. Maar als hij tijdens lange regendagen alleen met Almaz op stap is - binnenactiviteiten zijn in het hoogseizoen te druk voor Jens - en ik met Jens in ons huisje achterblijf, word ik overvallen door paniek. In mijn eentje kom ik hier met hem niet weg. Gevangen zijn we, totdat de andere helft van het kwartet wederkeert. Ingesloten. Als ratten in de val. Het trefwoord 'barrierefrei' leidt ons op zonovergoten dagen - gelukkig zijn die er ook! - naar rolstoelvriendelijke wandelpaden. Coen stuurt behendig om uitstekende boomwortels en puntige keien heen. We zien zijn spierballen groeien bij de vele hellingen en helpen waar nodig. Almaz huppelt om ons heen, Jens trappelt op zijn voetenplank. We maken ritjes met rolstoeltoegankelijke kabelbanen en ademen iedere centimeter van het uitzicht over het verstillend berglandschap in. We verschonen diarreeluiers op een rustig plekje en vinden altijd wel een leeg bankje om Jens zijn thee en sondevoeding te geven. De toppen en meanderende bospaden laten we - met spijt - links liggen. Ook de wereldberoemde kastelen zijn niet toegankelijk voor ons vier. Weer vraag ik het me af. Wat heeft Jens hier nog aan? De vergezichten, het miniatuur sprookjesbos, de vlindertuin, het Erlebnispfad: alles gaat aan hem voorbij. Zou hij niet beter af zijn bij de regelmaat en het programma van zijn tweede thuis? En zouden wij dan niet pas echt vakantie hebben? Hoe zou dat eigenlijk zijn? Werkelijk ontsnappen aan de beperkingen? V-r-i-j-h-e-i-d? Het antwoord blijft - voorlopig - uit. Mijn trouwe partner Schuldgevoel overschreeuwt. Hoe durf ik het zelfs maar te denken? Volgend jaar gaat Jens gewoon weer mee – naar een huisje zonder trap. We zijn simpelweg nog niet zo ver. Natuurlijk zijn we er ook nu weer als de kippen bij om kaartjes voor Circus Cliniclowns te bestellen. Maar naarmate de zorgvuldig gekozen datum nadert, nemen onze bedenkingen toe. Na drie jaar Circus Boemtata vinden de Cliniclowns het tijd voor een nieuwe voorstelling. Dat is ongetwijfeld interessanter voor de medewerkers, sponsors, ouders en de gezonde broertjes en zusjes. Maar voor kinderen met meervoudig complexe handicaps hoeft dat helemaal niet: iets wat zich al een weg door hun hersenpannen heeft gebaand, geeft meer kans op een fijne ervaring. Juist dit jaar ontvangen we geen voorbereidende cd of dvd. Ik struin het internet af maar vind slechts een korte trailer. De goedbedoelde aftelkalender is weliswaar leuk voor Almaz, maar aan Jens met zekerheid niet besteed. Enigszins gereserveerd rijden we dan ook op een vroege zondagochtend naar Leende. “Stel je er nou maar op in dat je Almaz een enorm plezier gaat bezorgen en dat het voor Jens volgend jaar alweer leuker is”, zo adviseert een mede-zorgmoeder me nog via WhatsApp. Ja, natuurlijk doe ik dat, in mijn hoofd. Maar mijn hart wil ook wat. Het is Almaz die tussen de huizen door als eerste de circustent ontwaart en ons ook op de bewegwijzering wijst. We parkeren tussen de vele kingsize auto’s en busjes en snellen door de regen naar binnen. Gelukkig is de hittegolf voorbij. In de tent kijkt Jens opvallend opmerkzaam om zich heen. Een glimlach breekt door. We leggen hem nog maar eens uit waar we zijn. Ik herken, intuïtief, zijn herkenning. Zijn lach op zijn gezicht gebeiteld. Al bij het eerste interactieve gedeelte (de wasserij) wordt Jens gegrepen. Een liedje waarin het woord ‘draaien’ voorkomt is – natuurlijk – een succes. Aan alles is gedacht: door de aanwezigheid van kleine teiltjes kunnen ook de rolstoelers de was doen. Enthousiast graait Jens in de ballen. Terwijl Almaz de was vouwt en fanatiek de lijn omhoog trekt, kijkt hij gefascineerd naar de bellenblaas-machine. Deel twee (de bakkerij) is voor Jens minder interessant, maar biedt wel de gelegenheid om hem even uit de rolstoel te halen en te zien hoe andere kinderen verwoed in het kinetisch zand wroeten. Door naar de derde zaal (de werkplaats), waar een sprookjesachtige symfonie van windvangers wordt afgewisseld met de introductie van de acrobaten en hun kunsten. Circus Boemtata herleeft, voor ons alle vier. We sluiten af in de grote zaal. De grappen en grollen gaan aan Jens voorbij, maar de belichting maakt dat hij goed kan focusseren. Elke grote beweging op het podium wordt met wild gefladder begroet. Er is nieuwe muziek, die zich linea recta een weg door Jens’ hersenpan baant. Even brengt een Italiaans lied me in verwarring. Huh? Dat snapt hij zéker niet! Maar dan begint het me te dagen. Ook ik begrijp er geen jota van, maar geniet nog steeds. Van de ambiance, de kleuren, het geluid, de spotlights. Net als mijn zoon. “Hef je gezicht naar de regen, dan kun je er weer even tegen.” Dankjewel Cliniclowns voor opnieuw een onvergetelijk, bijzonder gezinsfeestje! “Papa hoe was het op jouw werk?” We evalueren de dag met ‘Tafelklets’, een verjaardagscadeau van mijn zus. Almaz wil niet meer zonder: het boek komt steevast met de place-mats op tafel en nog voor de eerste hap slaat ze het gebiedend open. Na een paar wisselende vragen en opdrachten, die de conversatie ook na een drukke dag gaande houden, volgt als afsluiting de 'interviewvraag'. Vandaag is die, voor onze 5-jarige, verrassend open. Coen denkt even na en vertelt dan hoe hij met zijn collega's veel lol heeft gehad. Typische kantoorhumor, die ik ben vergeten zo gauw hij is uitgesproken. Almaz daarentegen gooit haar hoofd in haar nek en begint te schateren. Een diepe, rollende lach, overduidelijk 'voor de nep'. Schalks kijkt Jens opzij. Hij smijt zijn boek op de grond, recht zijn rug en valt in. Bulderend. Natuurlijk moedigt dat Almaz aan om vooral dóór te lachen, nog cabaratesker dan daarnet. Hoe heerlijk moet het zijn om altijd een uitzinnige fan te hebben, die werkelijk alles wat je doet zonder ook maar een zweem van kritiek toejuicht. Je eigen groupie. Jens hapt naar adem, klapt dubbel over zijn tafelblad en komt gierend weer overeind. Hij fladdert. Hij hikt. Hij schudt zijn hoofd uitzinnig heen en weer. In canon houdt de slapstick aan. Minutenlang. Hun lachsalvo vult de kamer. En meer. Klik hier voor mijn eerste blog voor Per Saldo, belangenvereniging voor PGB-houders. Omdat samen sterker maakt en omdat nog zoveel vechtkracht nodig is voor Jenswaardige zorg. Dit wordt een taboedoorbrekend blog. Met een vleugje masochisme en jeukgarantie. Ik waarschuw alvast maar. We zijn net terug van een ijskoud verblijf aan het IJsselmeer. De aprilmaand startte zo veelbelovend. De winterjassen verdwenen naar de zolder, van de eerste tube zonnebrandcrème kwam de bodem al in zicht en we nuttigden onze maaltijden buiten in onze tuin. Iedere avond. Maar helaas, met de start van de meivakantie nam ook de lente reces. Onze tweede vakantiedag kwam de temperatuur niet boven de 8 graden. Op de derde hulden we ons in laagjes – maar zelfs die konden de noorderwind niet weren. Ik hoor jullie al zeggen : ‘Nou én? Op vakantie trek je je regenlaarzen en windjack aan en trekt erop uit. Warme chocomelk met slagroom is óók lekker. Je laat je door een beetje kou en wind toch niet kisten?’ Dat zou, zónder Jens, zeker het geval zijn geweest. Maar Jens en harde wind gaan niet samen. Windkracht vier voelt voor hem ogenschijnlijk al als een orkaan. Windkracht zes ervaart hij echt als een marteling. Natuurlijk maakten we er het beste van. We genoten des te meer van de twee zonnige dagen – met een bezoek aan Sprookjeswonderland als absolute hoogtepunt. En voor het overige vermaakten we ons binnen. In het zwembad, waarvan vooral Almaz geen genoeg kreeg. De potloodsprong, koprolduik, pizza snijden en hakken-rondje-rondje: aan Jens had ze, zoals gewoonlijk, een idolaat publiek. Ook buiten het bungalowpark vonden we ons vertier. In de stoomtram, op de boot, en in diverse musea. De huisfotograaf portretteerde onze dochter als vissersmeisje en bakkersknecht, compleet met bijpassende mutsjes. Ik krijg meteen weer jeuk als ik aan die mutsjes denk. Net zoals aan de bank en de kussens van ons vier sterren vakantiehuis. Want, nog maar net terug thuis, ontdekten we luizen. Bij drie van de vier. Europese luizen blijken toch van Afrohaar te houden en zich ook niet door het anti-epilepticum Depakine te laten weren. Bekaf van de vakantie – een week lang 24 uur voor Jens zorgen is gewoon heel hard werken, net als de volksverhuizing die onze vakanties zijn - gooide ik een heel flesje XT Luis lotion leeg op Almaz moeilijk doordringbare krullenbos en zette de wekker op 6 uur. Nog voor de start van mijn eerste werkdag waren in ieder geval de luizen en neten op haar bol verdelgd. Coen spoedde zich naar de apotheek voor een ‘Jens-proof’ bestrijdingsmiddel . ’s Avonds bonden we zijn handen vast en behandelden pluk voor pluk. Hij mopperde dat het een lieve lust was en huilde uiteindelijk verslagen, zelfs de beelden van zijn favoriete Muis-filmpjes konden hem niet genoeg afleiden. Na drie keer wassen dropen zijn haren nog steeds van het vet, maar dat maakte het kammen - voor Jens in dezelfde categorie als harde wind - wél gemakkelijker. Natuurlijk moesten we er ook zelf aan geloven. In Jens’ badkamer smeerden wij beide goedje numero drie in ons haar en plozen elkaar uit als liefhebbende aapjes. Veertien dagen verder hangen we de luizenkam aan de wilgen. Sinds de behandeling hebben we geen levende luis meer gezien. Déze plaag lijkt bestreden. Ik stel vast dat het minder erg was dan het vooraf leek en dat zowel ik als onze huisapotheek op een volgende keer zijn voorbereid. Maar voor nu ben ik vooral blij dat het dagelijkse kamritueel achter de rug is. Wat een extra tijd zal ons dat opleveren! Nog herstellend van de onverwachtse kopstoot zojuist in de wachtkamer, zet ik me opnieuw schrap. Even probeert Jens zich aan mijn liefdevolle greep te ontworstelen. Dan geeft hij zich over. De tandarts controleert zijn geschonden gebit en maakt het, waar mogelijk, schoon. Hij ontdekt twee nieuwe kiezen. De rugleuning kan weer verticaal en Jens glijdt van mijn schoot. Kort praten we bij over de revisie die Jens te wachten staat. In twee etappes zullen een aantal kiezen worden getrokken, met het doel zijn kaak te ontlasten en de overige tanden ruimte te geven. Het is hard nodig. We plannen een vervolgafspraak en kunnen weer gaan. Ik hijs Jens en zijn spullen in de auto en zet koers naar de dagbesteding. Daar hijs ik alles er in omgekeerde volgorde weer uit. De overdracht houd ik kort, er is al een flink stuk van mijn dag gebeten. Snel naar huis. Ik heb mijn jas nog niet uit of de telefoon gaat. De maag-darm arts spreekt de uitslag van de ‘impedantie metrie’, een 24-uurs slokdarm-/maagonderzoek, met me door. “Het is een beetje the story of his life hè”, verzucht ze. Dat klopt. Er is geen enkele arts die duidelijke antwoorden voor ons heeft. Of het nu over de oorzaak van zijn hersenafwijking, de haard van de epilepsie, de toestand van zijn maagwand, voedingsintolerantie of wat dan ook gaat – Jens en zijn gezondheidsproblemen zijn één groot mysterie. Zelfs geen voer voor de wetenschap. Zo ook nu weer. We bespreken de vervolgstappen, die ik meteen samenvat op de mail. Nu de pc toch aan staat, log ik in bij de sociale verzekeringsbank (SVB). Het rumoer van #pgbalarm ging voor een deel aan ons voorbij. Natuurlijk – we stuurden alle papieren ten behoeve van de betalingen uit het persoonsgebonden budget (PGB) al in september in en tóch ging het fout. Ik bleef stug twitteren en bellen en na negen telefoontjes werden alle januari-betalingen verricht. Februari verliep, op één betaling na, vlekkeloos. Ik zie dat deze nog steeds niet is gedaan en dien een terugbelverzoek in. In afwachting plan ik nieuwe afspraken met de artsen en therapeuten van Jens en hang een was op. De SVB meldt zich en geduldig leg ik mijn betalingsprobleem uit. Een vriendelijke meneer belooft dat het direct zal worden opgelost. We zullen zien. Een blik op de klok leert me dat er nog een half uur van mijn vrije dinsdag resteert. Met drie boterhammen installeer ik me op het terras. De timer van mijn telefoon maakt dat ik niet op de tijd hoef te letten en helemaal kan verdwijnen in mijn boek. Ongegeneerd laad ik mijn accu op. Slechts één keer kijk ik op, de voorjaarszon op mijn wang, een vogeltje aan mijn voeten. Gelukzalig dwalen mijn ogen door onze tuin, een gehandicaptenkeurmerk waardig. De trampoline met brede opstap en vangnet, de schommelbank en schommelkuip – er liggen twee seizoenen vol mogelijkheden vóór ons. Time is up. Ik leg een retourtje dagbesteding af, til Jens uit de auto in de wandelwagen en loop naar de basisschool. Opgetogen vliegt Almaz me om mijn nek. Het speelafspraakje dat gisteren al is gemaakt heeft stand gehouden. Bij haar vriendinnetje thuis, want ik kan vanmiddag geen twee opdringerige kleuters gebruiken. De tillift wordt geleverd! De lentezon kleurt zelfs het feloranje gedrocht zachter. Geduldig legt één van de instructrices alles nog eens uit. Ik doe Jens het tuigje om, bevestig het aan het frame en manoeuvreer omhoog en omlaag, naar voren en naar achteren. Jens vindt het allemaal wel best. Hij is na tien jaar artsen en therapeuten heel wat gewend. Nu ik nog. Weer met zijn tweeën geef ik Jens een hapje appelmoes en besef door de stand van de zon dat de speelmiddag er al weer op zit. Onhandig bestijg ik de rolstoelfiets. De draaicirkel lijkt na de winter nog groter dan ervoor. Gelukkig gaat de route veelal rechtuit. Almaz, haar haren vol zand en vegen stoepkrijt op haar gezicht, rent ons blij tegemoet. Toch is haar eerste uitroep: “Maar waar kan ik dan zitten?” Voorzichtig zet ik haar op Jens’ schoot. Mopperend duwt hij haar weg. Inwendig prijs ik hem: dat is nu nog eens een onvervalst staaltje grote broer gedrag! Terwijl Almaz afscheid van haar vriendinnetje neemt, spreek ik hem streng toe: “Jens, je zusje wil ook zitten. We proberen het zo nog een keer, bij jou op schoot”. Ik positioneer Almaz wat meer naar de zijkant, met haar benen dwars over die van hem. Zacht drukt ze zich tegen hem aan, zijn hand stevig in de hare. Jens stoot een paar tevreden klanken uit. Met twee opgetogen koppies in mijn vizier rijd ik de rechte weg terug. “Mama, Jens vindt het wél fijn met mij op de fiets!” Dat vindt hij zeker. Deze dinsdag is goed. We konden het lang niet over ons hart verkrijgen. De babyspullen werden keurig bewaard, voor het geval dat. De kinderwagen, het aankleedkussen, de wipstoel, de sekseneutrale eerste kleertjes. Met het verstrijken van de tijd zetten we toch een denkbeeldige streep. Alles-voor-een-baby en alles-voor-een-dreumes kon weg. Ons derde kindje zou een peuter worden, op zijn minst. De box, de kinderstoel, de babygym maakten plaats. De peuterspullen verdwenen voorlopig naar zolder. Maar ineens hebben we de bergruimte op zolder hard nodig. Want dinsdag arriveert de verrijdbare tillift. Een immens groot, log apparaat. Een kolos. Het meest gehate hulpmiddel ooit, waarvan we zo vurig hoopten dat we dát in ieder geval niet nodig zouden hebben. Nooit. Jens hield het lang spannend, maar een week voor zijn tweede verjaardag ging hij kruipen. Nét op tijd om – volgens de onnavolgbare wetten van de neuroloog – de deur naar lopen open te houden. Twee jaar later zette hij zijn eerste stappen achter een verzwaarde houten boodschappenkar. Vlak voordat we naar Ethiopië afreisden, liep hij zelfs een paar meter los. Helaas bleef het daarbij. Jens oefent, weer ruim vier jaar later, nog dagelijks met zijn rollator. Met veel plezier zet hij enkele wankele passen en verricht knap bochtenwerk. Alles gebeurt echter louter op therapeutische basis: lopen onder strikte begeleiding voorkomt verdere vergroeiing. Inmiddels moeten we erkennen dat echt lopen er voor Jens niet in zit, net zomin als het zelf gaan staan en veilig weer gaan zitten. Nooit. En omdat Jens’ steeds langere lijf en dood gewicht mijn broze gestalte al jaren teveel zijn ( ja, ik ben de spelbreker!), capituleren we. Voor dat wanstaltige gedrocht. Dinsdag arriveert hij, de tillift. De vrolijke oranje kleur zou mijn leed moeten verzachten. Het vooruitzicht dat ik Jens in alle omstandigheden van grond naar stoel naar statafel naar aankleedtafel naar douchestoel en weer terug kan hijsen, zou me toch mild moeten stemmen. Maar ik haat dat ding, nu al. Om alles waar het voor staat. En om zijn 65x60x160 – ingevouwen, welteverstaan. Daar is ons reeds aangepaste huis niet op berekend. Dáárom maken we plaats in de bad- en slaapkamer en verhuizen een aantal spullen naar zolder. Het ledikant, het weekendbed en de loopfiets verschuiven naar Marktplaats. Want die peuter, die komt er toch niet. Nooit. “Als ik 5 ben, leer ik zonder zijwieltjes fietsen”. Vastberaden gooit Almaz haar ‘trapfiets’ aan de kant en grijpt haar loopfiets. Daarop houdt ze evenwicht, daarop maakt ze snelheid. Ze heeft er lak aan, dat veel van haar klasgenootjes zelf naar school fietsen. Fietsen is eng. Fietsen is voor grote kinderen. En dus is fietsen, nu ze nog maar net 4 is, aan haar niet besteed. Peinzend loop ik achter haar aan. Typisch Almaz. Ze bepaalt met veel precisie wanneer ze ergens klaar voor is. Gewoonlijk kan ze het dan ook meteen, zonder oefenen. Ze was 13,5 maand toen ze haar eerste stapjes los zette. Nog hoor ik de verbaasde kreten van Jens' fysiotherapeut door de kamer galmen. “Zo heb ik nog nooit een kind zien leren lopen! Dit is geen léren lopen, dit is lópen. Allemachtig. Ze loopt in één keer, in één keer weg!” Ze vertelde ons hoe in de ‘normale’ ontwikkeling kinderen de hand van een volwassene los laten en een aantal stappen zetten. Al snel verliezen ze hun evenwicht en reiken dan hulpeloos omhoog. Want al trekken ze zich inmiddels overal aan op, middenin de kamer zelf gaan staan behoort nog niet tot hun repertoire. Almaz draaide de volgorde echter om. Ze leerde eerst zonder steun te gaan staan. Als een volleerd koorddanseres kwam ze werkelijk overal overeind en leerde haar evenwicht te bewaren. Pas daarna ging ze lopen. Nou ja, pas. Gezien het feit dat ze met 9,5 maand nog niet omrolde, is het een klein wonder dat ze al met 13,5 maand liep. En hoe: in één keer de hele kamer door. Toen ze uiteindelijk toch viel, stond ze in no time weer overeind, om direct haar weg te vervolgen. Kruipen was voor baby’s. En voor haar grote broer. Ruim twee jaar later begon ik me stilaan zorgen te maken. De verbaasde uitroep in het Belgisch ziekenhuis: “Amai, draagt ze nog een luier? Hier zijn ze met 2,5 al zindelijk!” deed me mijn ogen neerslaan. Ze wilde niet. Echt niet. Na een jaar stickeren en met een step in het vooruitzicht waren we geen stap verder gekomen. “Nee mama, ik hoef niet op het potje. Ik ben nog klein.” Niet dat ze niet graag op het potje zat. Juist wél. Geheel gekleed, met een boekje. Poepen en plassen deed ze in haar luier. Punt. Totdat ik haar op een warme dag een sprintje vanuit het zwembadje naar haar potje zag trekken. Na gedane zaken zei ze zelfvoldaan: “Zo. Ik ben groot.” En dat was dat. Twee dagen later was ze ook ‘s nachts zindelijk. Sindsdien vertrouw ik blindelings op haar timing. Inmiddels nadert haar vijfde verjaardag met rasse schreden. Haar eerste eigen kinderfeestje beheerst haar dagen. Wie mogen er komen, welke uitnodigingen sturen we, wat gaan we doen en vooral: “wat gaan we dan eten?” En er is zoveel meer om naar uit te kijken. Steevast begint ze haar zinnen met “als ik vijf ben”. De hoogste tijd om haar aan haar voornemen te herinneren: “Weet je nog, Almaz? Fietsen zonder zijwieltjes leer je als je vijf bent!” Angst flikkert in haar ogen. “Ik vind mijn trapfiets niet leuk. Hij wiebelt.” Dan komt haar nichtje een nachtje logeren. Almaz is door het dolle heen, haar nichtje is immers ook haar vriendin. Twee Mega Mindy's dansen door de kamer en rollen met de slappe lach over de bank. De een gilt nog meer en harder dan de ander. Hoe heerlijk om hun verbond te zien groeien, maar ook behoorlijk overprikkelend. We trekken naar het park en de dametjes racen van een heuveltje af. Almaz op haar loopfiets, haar nichtje op een echte tweewieler. Wat maakt die een snelheid. Wat stoer. “Mag ik ook op jouw fiets?” Nog voor de lunch worden op haar verzoek de zijwieltjes van haar eigen fiets verwijderd. Er is geen houden meer aan. Coen helpt haar in het zadel. Ze zet haar voeten op de trappers en zet aan. Ze helt vervaarlijk naar links - hij houdt haar stevig vast. Samen fiets-rennen ze naar het plein. “Papa, laat me maar los. Laat me los!” En daar gaat ze. Ons wonder. "Toen ik zwanger was van mijn oudste was tegelijk met mij ook een collega in verwachting. Het was voor ons beiden een nieuwe, maar ook enigszins vreemde ervaring. Want wie had er gedacht dat wij, als fulltime werkende vrouwen die voor ons werk de hele wereld afreisden, ooit moeder zouden worden. De kinderen werden geboren. Het mijne was gezond en ik kon snel mijn werk weer oppakken. Maar het zoontje van mijn collegaatje was niet gezond, sterker nog, hij was meervoudig gehandicapt. Vanaf dat moment is zij gaan strijden voor een menswaardig bestaan voor haar zoon. Dat was niet makkelijk en ik heb bewondering voor haar hoe zij dit heeft gedaan en wat zij nu, 10 jaar later, allemaal met haar zoon bereikt heeft." Dank, Karin Straus (Tweede Kamerlid VVD), voor je sterke betoog tijdens het Onderwijsdebat op 25 maart 2015, waarin je de ontwikkelingsmogelijkheden van onze kinderen, de specifieke deskundigheid die daarvoor nodig is en de rol van ons als ouders erkende. En nog meer dank voor je emotie en compliment. Want dat 'collegaatje', dat ben ik. |
E-mail nieuwsbrief:
Geen blog meer missen? Meld je dan nu aan! Archief
Februari 2019
Zoek op trefwoord:
Alles
|