‘Wie van dat stel hoort bij jou?’ zo opent een andere verjaardagsgast het gesprek. Trots wijs ik naar Almaz: ‘Zij daar, ze kent de jarige job al langer dan dat beide meisjes hun ouders kennen.’ Hij vraagt er even op door – wat gek eigenlijk dat niet iedereen hier op de hoogte is van de bijzondere vriendschap tussen de twee pseudo-zusjes – en snijdt dan nonchalant een volgend onderwerp aan: ‘Heb je nog meer kinderen?’ ‘Ja, een zoon, van bijna 14.’ ‘Ach, ik heb er ook een van 15, die wil ook niet meer mee naar kinderfeestjes. Sterker nog, ik moet hem morgen ophalen van zijn rugbyreis naar Schotland. Dat krijg je hè, als ze zo oud zijn gaan ze hun eigen weg. Hebben ze je alleen nog maar nodig als taxichauffeur, en zelfs dat steeds minder. Ik vind het prima. Een mooie nieuwe fase. Dat heb jij zeker ook?’
Verwoed kauw ik op een nootje, koop daarmee wat respijt. Ineens ben ik heel wat minder zeker van mijn sociale optreden, hier. Wat te doen? Het echte verhaal vertellen, over Jens? Dat we alleen maar hier kunnen zijn, omdat hij vandaag logeert? Dat de fases in zijn ernstig meervoudig complex gehandicapte leven elkaar ook in rap tempo opvolgen, maar helemaal niets van doen hebben met een eigen weg? Hoogstwaarschijnlijk levert dat een ongemakkelijke stilte op, en daarna een onhandige reeks wedervragen zoals ‘Wat heeft hij dan precies? Wat kan hij dan allemaal niet? Woont hij dan thuis?’ die mijn goedgeluimde middag met zekerheid een deuk zullen opleveren.
I don’t want to be a party pooper.
En dus slik ik het nootje door, mompel ‘Nee, hij is er inderdaad niet bij’ en luister naar zijn verhalen over het overzeese rugbytoernooi. Die vanzelfsprekendheid waarmee hij anderen een gewoon leven toedicht, de vanzelfsprekendheid die ik al zo lang kwijt ben. Een zware steen nestelt zich in mijn maag. Maar ik zeg hem de wacht toe – vanavond pas mag hij er zijn. Op de terugweg naar huis zal ik, na een kort belletje naar het logeerhuis om te informeren naar Jens’ welzijn die dag, aan mijn man vragen of hij dat nou ook heeft: het gevoel dat je het in een sociaal gebeuren nooit maar dan ook nooit goed doet. Óf je buigt het gesprek om in ongewenste richting, óf je verloochent je kind. En hij zal instemmend antwoorden, en daarmee de scherpe kantjes van de steen afslijpen.
Straks zal ik weer zorgmoeder zijn. Nu ben ik de moeder van een blakende 8-jarige op het verjaardagsfeestje van haar Ethiopische vriendinnetje. Beleefd sluit ik het gesprek af en voeg me bij een groepje dat de toetsen op de basisschool becommentarieert. En neem, voor de zekerheid, nog een paar nootjes.