Er was een tijd - noem het mijn naïeve tijdperk – dat ik luid verkondigde dat ik never nooit een paar miljoen wilde winnen. Zonder werk zou ik me maar vervelen en niet van nut zijn, en materialisme was voor een andere kaste.
Lichtjaren later wil ik stiekem heel graag miljonair worden - of, liever nog, miljonair zíjn. Geen twijfel over de bestemming van al die overtollige euro's. We blijven in ons huis wonen en vervangen onze auto pas als het moet, en dan opnieuw door een praktisch vehikel. We gaan noch op wereldreis (au!), noch voor een renewal of the vows op Haïti. Onze miljoenen zijn met zekerheid voor Jens bestemd.
Wat zou het een opluchting zijn om zijn toekomst waar mogelijk veilig te stellen. Om een fikse financiële injectie te geven aan het zorginitiatief, zodat alle bewoners van een Jenswaardig bestaan verzekerd zijn. Om een reserve aan te leggen, zodat er voor Jens, bij welke bezuinigingsplannen ook, een veilige plek met voldoende individuele aandacht en stimulerende tijdsbesteding blijft.
In mijn Realistisch tijdperk zou ik het maar wat graag zijn, miljonair. Niet langer voortploeteren, gebukt onder het juk van een onbetrouwbare overheid en de dreiging van opname in een zielloze zorginstelling, maar onafhankelijk zijn. Een eigen koers voor Jens kunnen uitstippelen, zonder voorbehoud.
Misschien moeten we toch maar ...