"Zo jongeman, tijd om naar huis te gaan!” Met frisse tegenzin laat Jens zich uit zijn stoel tillen. Het bedienen van een autoracebaan met een éénknops-schakelaar had net zijn volle aandacht. Maar zijn ‘schooldag’ zit erop. Liefdevol drukt de eigenaresse van het kleinschalig initiatief hem nog even tegen zich aan. “Weet je dat hij vandaag precies twee jaar bij jou komt?” Het schiet me, zomaar ineens, te binnen. Wat is dat toch: mijn werkgeheugen heeft zo onder alle stress geleden, maar mijn nutteloze feitjes-hersencel werkt nog perfect. “Echt? Jee, wat vliegt de tijd. Twee jaar! Ik hoop dat er nog veel bijkomen. Toch, Jens?” Ze geeft hem een extra knuffel. “Jens heeft het hier zo naar zijn zin en we zien hem zo graag. En hij wordt zo stevig, in alle opzichten. Wat laat hij van zich horen!” Zo ook zijn 18-jarig groepsgenootje. Hij springt op en neer in zijn verzwaarde rolstoel en stoot een aantal onsamenhangende kreten uit. Ongelofelijk. Ik zag hem hier een jaar geleden voor het eerst. Stil, ineengedoken, verankerd aan zijn voedingspomp. Precies zoals hij op het Kinderdagcentrum zat. Een jaar later kruipt hij door het hele huis, vraagt aandacht met klanken en ... eet! Het maakt me tegelijkertijd intens droef en uitzinnig blij. Waarom bood het reguliere kinderdagcentrum hem al die jaren niet de stimulans die hij nodig heeft? Waarom kan dit bij kleinschalige dagbesteding wel? Ik vertrouw mijn overpeinzingen aan de eigenaresse toe en besluit met: “Hier worden de kinderen tenminste gezien”. Even verbergt ze haar gezicht in Jens’ haren. “Dat is het. Hier worden de kinderen gezien. Wij zien ze, we zien wie ze zijn en wat ze kunnen bereiken.” Jens reikt naar haar mond. Ze pakt zijn beide handen vast en zet 'Witte zwanen, zwarte zwanen' in. Almaz, die zich al te lang gedeisd moet houden, zwiert om hen heen en duikt bij de laatste noten maar wat graag onder de menselijke poort door en laat zich vangen. Jens giert het uit. “Oeps, en nu schiet jouw lachen door”, merkt de eigenaresse rustig op. Ze legt haar beide handen rond zijn middenrif. Zijn ademhaling vertraagt en zijn kleur schiet terug naar normaal. Jens wordt gezien. Ik wens vurig dat dat in 2015 en vele jaren erna zo mag blijven. Zijn lot ligt in handen van het Zorgkantoor en het Ministerie van VWS. Nog vijf en een halve week. Parmantig paradeert ze op haar plastic Cinderella hakken door de kamer, oogverblindend in haar sneeuwwitte bruids-verkleedsetje. Deze week sloot ze het thema ‘familie’ in groep 1 af met de ins & outs van het trouwen. Ze raakt er niet over uitgepraat. Wie is er nu precies met wie getrouwd, en waarom was ze daar eigenlijk niet bij? Coen begaat een van zijn gebruikelijke Mars-blunders en ik laat mijn ergernis met stemverheffing blijken. Geschrokken vraagt Almaz: “Mama, ben je nu niet meer verliefd op papa?” Grimmig stel ik vast dat de ‘goed geoliede zorgmachine’ waarmee de staat van ons huwelijk nog het best te beschrijven valt, ver af staat van onze verstoorde chemische huishouding van weleer. Morgen zijn we 12,5 jaar getrouwd. Het bijbehorend vakje op de kalender is leeg. Morgen is er geen uitbundig feest – daarmee zouden we immers zowel de situatie als onszelf geen recht doen. Morgen zijn we niet in Parijs of op een zonnig eiland – de wijze waarop we ons huwelijksjubileum in een ander leven gevierd zouden hebben. Morgen is als ‘alle dagen’. Beschaamd herinner ik me het voornemen dat ik naar aanleiding van mijn veertigste verjaardag nam. Ik kus Almaz’ betraande gezichtje en zeg: “Morgen is het trouwen van papa en mama jarig. Zullen we daar met zijn vieren een leuk feestje van maken?” Het wordt een herfstdag met zomerse allure. Het zachte zonlicht accentueert de koperen pracht van de loofbomen langs de oprijlaan en het haantje op de witte kasteeltoren. “Wow, dit is een echt sprookjeskasteel, het lijkt wel de Efteling!” roept Almaz enthousiast. Zodra ze haar stuk taart naar binnen heeft geschrokt wil ze op verkenning. Er blijkt een lift aanwezig en gevieren betreden we de Ridderzaal. Even sluit ik mijn ogen en zie ons weer zitten, temidden van familie en vrienden. Op eigen wijze bezegelden we hier onze liefde in een humanistische relatieviering. Dankbaar voor wat was en vol verwachting over wat komen zou, onze toekomst nog helemaal open. Gefascineerd betast Almaz de drakenkoppen die de voor mij veel te hoge trouwstoelen sieren. Erop zitten durft ze niet. Jens loeit zachtjes en trekt aan de gordijnen. Per rolstoelfiets tuigen we naar het andere kasteel, waar we ons wettelijk huwelijk sloten. Almaz wijst Coen vol bewondering op de lantaarnpaal waarin hij voor één van de trouwfoto’s klom en vraagt zich af waar de trouwauto is gebleven. Jens moppert wat, hij heeft genoeg van al dat gedraal. Gauw stappen we weer op en maken een extra rondje door het bos. Ik haal mijn trouwjurk uit de mottenballen en verbaas me over de vlekken die ondanks de stomerijbeurt een flinke opmars hebben gemaakt. Voorzichtig trek ik de vele meters zijde aan en houd even mijn adem in als Coen hem dichtritst. Hij past nog! Natuurlijk koos ik die A-lijn vooral ook met vooruitziende blik. Almaz dartelt in haar eigen bruidsjurk om me heen. “Wij gaan trouwen mama, wij gaan trouwen hè!” Jens staart naar buiten. Waarschijnlijk had hij zich als ‘gewone’ tienjarige ook niet van zijn PlayStation willen losmaken voor dit stomme meidengedoe. De camera klikt. We leven geen ander leven, we leven dit leven. We leven ons leven, op eigen wijze. De zorgmachine gaat nog wel even mee. |
E-mail nieuwsbrief:
Geen blog meer missen? Meld je dan nu aan! Archief
Februari 2019
Zoek op trefwoord:
Alles
|