Coen begaat een van zijn gebruikelijke Mars-blunders en ik laat mijn ergernis met stemverheffing blijken. Geschrokken vraagt Almaz: “Mama, ben je nu niet meer verliefd op papa?” Grimmig stel ik vast dat de ‘goed geoliede zorgmachine’ waarmee de staat van ons huwelijk nog het best te beschrijven valt, ver af staat van onze verstoorde chemische huishouding van weleer. Morgen zijn we 12,5 jaar getrouwd. Het bijbehorend vakje op de kalender is leeg. Morgen is er geen uitbundig feest – daarmee zouden we immers zowel de situatie als onszelf geen recht doen. Morgen zijn we niet in Parijs of op een zonnig eiland – de wijze waarop we ons huwelijksjubileum in een ander leven gevierd zouden hebben. Morgen is als ‘alle dagen’.
Beschaamd herinner ik me het voornemen dat ik naar aanleiding van mijn veertigste verjaardag nam. Ik kus Almaz’ betraande gezichtje en zeg: “Morgen is het trouwen van papa en mama jarig. Zullen we daar met zijn vieren een leuk feestje van maken?”
Het wordt een herfstdag met zomerse allure. Het zachte zonlicht accentueert de koperen pracht van de loofbomen langs de oprijlaan en het haantje op de witte kasteeltoren. “Wow, dit is een echt sprookjeskasteel, het lijkt wel de Efteling!” roept Almaz enthousiast. Zodra ze haar stuk taart naar binnen heeft geschrokt wil ze op verkenning. Er blijkt een lift aanwezig en gevieren betreden we de Ridderzaal. Even sluit ik mijn ogen en zie ons weer zitten, temidden van familie en vrienden. Op eigen wijze bezegelden we hier onze liefde in een humanistische relatieviering. Dankbaar voor wat was en vol verwachting over wat komen zou, onze toekomst nog helemaal open. Gefascineerd betast Almaz de drakenkoppen die de voor mij veel te hoge trouwstoelen sieren. Erop zitten durft ze niet. Jens loeit zachtjes en trekt aan de gordijnen.
Per rolstoelfiets tuigen we naar het andere kasteel, waar we ons wettelijk huwelijk sloten. Almaz wijst Coen vol bewondering op de lantaarnpaal waarin hij voor één van de trouwfoto’s klom en vraagt zich af waar de trouwauto is gebleven. Jens moppert wat, hij heeft genoeg van al dat gedraal. Gauw stappen we weer op en maken een extra rondje door het bos.
Ik haal mijn trouwjurk uit de mottenballen en verbaas me over de vlekken die ondanks de stomerijbeurt een flinke opmars hebben gemaakt. Voorzichtig trek ik de vele meters zijde aan en houd even mijn adem in als Coen hem dichtritst. Hij past nog! Natuurlijk koos ik die A-lijn vooral ook met vooruitziende blik. Almaz dartelt in haar eigen bruidsjurk om me heen. “Wij gaan trouwen mama, wij gaan trouwen hè!” Jens staart naar buiten. Waarschijnlijk had hij zich als ‘gewone’ tienjarige ook niet van zijn PlayStation willen losmaken voor dit stomme meidengedoe. De camera klikt.
We leven geen ander leven, we leven dit leven. We leven ons leven, op eigen wijze. De zorgmachine gaat nog wel even mee.