Jens is 14 dagen lang in zijn hum. Niet te veel wind, niet te weinig. Geen hitte waar hij lamlendig van wordt of koude die hij in zijn rolstoel zoveel meer voelt dan mensen die volop bewegen. Een goed geïsoleerd appartement met fijne kruipvloer. Zijn zusje immer in zijn vizier, zelfs ’s nachts. Papa sjouwt hem overal naar toe, mama leest voor uit Dolfje Weerwolfje, met gekke stemmetjes. Zelfs de uitstapjes zijn geslaagd: de deinende boot, knarsende tandradtrein, snel stijgende kabelbaan en de frisse golven van het meer geven heerlijke sensorische ervaringen.
Almaz wentelt zich in onze onverdeelde aandacht. De ‘wat’ en ‘waarom’ vragen gaan zelfs tijdens een achteloze radslag-split door. Het ene ijsje is nog lekkerder dan het andere. Iedere avond opblijven, samen fruit kopen bij de boer, ponyrijden en bungee-trampolinespringen bovenop de berg: ook zonder kinderanimatieprogramma kan vakantie een groot feest zijn.
De verstillende vergezichten, mediterrane begroeiing en oude stadjes bieden ook voor ons het ideale decor. Lange avonden met niets anders dan een stapel boeken doen de rest. Voor even kruipen we terug in onze zeepbel. Weg met die zuigende social media en 1001 verplichtingen. We nemen afstand. Tevreden lijsten we de vakantie in een zilveren lijstje in. Zie je wel, wij kunnen dit. Vakantie vieren, met zijn vieren. Nu. Nog.
Want juist nu worden we geconfronteerd met een explosief groeiend lijf. Uitschietende armen en benen, een steeds bredere romp. Snel toenemend – dood – gewicht. Jens is 12, en dat zullen we weten. Blinde paniek maakt zich van me meester. Hoe moet het, als we weer thuis zijn? Hoe krijg ik Jens nog in en uit die auto, hoe hijs ik hem in en uit zijn stoel? De aanbouw biedt nauwelijks manoeuvreerruimte aan de tilmachine en de autoaanpassing vergt teveel souplesse en kracht. Keert ons motto ‘zo gewoon mogelijk’ zich nu tegen ons? Míjn fysieke grenzen zijn al lang bereikt. Hoeveel langer kan Coen die nog compenseren? Thuis – en op reis?
Ik verman me. Niet. Nu. Met al mijn wilskracht parkeer ik ‘later’ en grabbel naar mijn imaginaire potlood. Verdik grimmig die zilveren lijst. Déze vakantie mag er zijn. Op de valreep.
Terug thuis blijkt Jens uit zijn statafel en stoel te zijn gegroeid. Met grote weerzin schakelen we naar een hogere versnelling. We zetten het handtekeningencircuit in gang en bellen de hulpmiddelenleverancier. Maken afspraken met de kinder- en revalidatiearts. En we verzamelen moed voor een herindicatie.
We herdefiniëren ‘zo gewoon mogelijk’. Gewoon. Zo goed mogelijk.