Ik leg de schone was in haar kast en ga even op haar prinsessenbed zitten. Mijn gedachten dwalen af naar een gesprekje eerder deze week: "Mama, als ik 26 ben, word ik ook mama. En dan kom jij uit mijn buik en is Jens de papa." Verwonderd keek ik haar aan. Met Jens' ontwikkelingsprobleem is mijn normgevoel voor wat een gemiddeld kind weet en kan ernstig verstoord. Een kind van vier leek tot voor kort een soort mini-volwassene. Pas nu mijn eigen kleuter al lang zindelijk is, zelf haar afspraakjes maakt en in volzinnen praat, ontdek ik dat haar logica desondanks nogal afwijkt van die van mij.
Geduldig legde ik haar uit dat als ze groot is, ze zelf de papa van haar kindje mag kiezen. Dat ze dan gaan trouwen en samen in een eigen huis gaan wonen. Dat er dan een helemaal nieuw kindje in haar buik kan groeien of dat ze een kindje uit een ver land kan adopteren, dat in een andere buik is gegroeid. En dat Jens dan de oom is van dat nieuwe kindje, en ik de oma.
Verontwaardigd sprak ze me tegen: "Nee hoor, dat kan toch helemaal niet, mama! Jij bent geen oma, jij hebt lang haar. En ik wil geen eigen huis. Ik blijf voor altijd bij jou wonen, en bij papa en bij Jens. En dan kom jij uit mijn buik."
Ik raap een vergeten knuffel van de grond en realiseer me dat ik zelfs de wekker hoor tikken, zo stil is het. Nog maar twee nachtjes slapen, dan is ze weer thuis. Ik ga haar aan haar woorden houden: voor altijd.
Dit blog verscheen in december 2014 in Duet, het kwartaalblad van Stichting Afrika