Zoals ieder jaar verzoekt de leerplichtambtenaar na ontvangst van onze aanvraag aan de GGD om Jens’ leerbaarheid medisch te beoordelen. Tijdens een eerste gesprek blijkt de arts echter een bijzondere taakopvatting te hebben. Hij beschikt niet over Jens’ vuistdikke dossier – zijn collega is langdurig ziek – en vindt een belletje naar de huisarts of kinderarts, waarvoor we schriftelijk toestemming gegeven hebben, overbodig. “Het medische verhaal geloof ik wel”, zo meldt hij. “Waar het mij om gaat, is dat hij gewoon naar de Meervoudig gehandicaptengroep van de Tyltylschool kan. En dus zal ik niet adviseren hem te ontheffen van de leerplicht”.
Ik zijg op de grond ineen. Mijn wanhoop weerklinkt in mijn hysterisch snikken. Wat een ongelijke strijd – zonder winnaars en met alleen maar verliezers. De eerste ervaringen op Jens’ nieuwe dagprogramma zijn zó goed. Begeleidsters willen hem door en door leren kennen en observeren, passen materiaal aan, proberen uit, komen met nieuw materiaal. Jens heeft het erg naar zijn zin en is oh zo trots als we na thuiskomst samen naar het videoverslag op de iPad kijken. En wij – wij hebben ons huis en daarmee onze privacy terug. Geen prikkende ogen meer in de rug als we het onszelf gunnen om een kwartiertje helemaal niets te doen. Niemand die ons met onze peuterpuber hoort strijden. Geen tweede paar oren bij een telefoongesprek. Een ver-a-de-ming, we willen nu al niet anders meer.
Deze GGD-arts dreigt hem en ons dat allemaal te ontnemen. Jens naar een plek te sturen waar hij met 100% zekerheid slechter af is. Waar hij ondersneeuwt, overprikkeld wordt, de halve dag apathisch voor zich uit staart, onderuit gezakt in zijn stoel of onder een tafel. Dát is onze ervaring met grootschaligheid en dat wensen we hem niet toe. Hij verdient zoveel beter.
Ik bel terug en wijs op Jens’ leerrecht, dat mijns inziens boven de leerplicht behoort te gaan. Daarnaast beroep ik me op het keuzerecht. We kunnen Almaz inschrijven bij de school waarvan we menen dat die het beste bij haar en ons past. Waarom zou dat voor Jens anders zijn? Ik tref doel. De GGD-arts mompelt dat hij misschien wat te gemakkelijk redeneert en dat hij ons de kans wil geven te bewijzen dat Jens’ nieuwe dagprogramma een gelijkwaardig alternatief is - binnen tien dagen, welteverstaan. Nog dezelfde week schrijf ik een vlammend betoog en kopieer Jens’ Zorgplan en de rapporten van Jens’ hele zorgkaravaan.
De zomervakantie begint en gaat weer voorbij. Voor het eerst in zijn leven overtreedt Jens de wet en omdat wij in principe brave burgers zijn, trek ik aan de bel. Tot mijn stomme verbazing meldt de leerplichtambtenaar dat de GGD-arts de casus Jens heeft aangemeld bij Bureau Jeugdzorg. Welja. Bureau Jeugdzorg! Wij, die Jens een zoveel betere kwaliteit van leven dan het instellingsleven gunnen. Zoveel voor hem hebben gedaan en gelaten, waardoor hij zich boven verwachting heeft kunnen ontwikkelen en, misschien nog wel belangrijker, heel gelukkig is. Wij, die als gezin al drie keer een Keurmerk van de Raad voor de Kinderbescherming hebben gekregen. Wij staan op de agenda van Bureau Jeugdzorg. Au!
Gelukkig concludeert Bureau Jeugdzorg een week later dat Jens’ nieuwe dagprogramma een ‘adequaat en volwaardig alternatief’ is. Voor dit moment tenminste: de leerplichtontheffing mag alleen voor het huidige schooljaar worden verlengd. De GGD-arts wil Jens’ welzijn optimaal blijven overwaken en hem daarom –op dikke pakken papier!- jaarlijks terugzien. Kennelijk is de huidige zorgkaravaan daar niet toe in staat.
Zelfs de leerplichtambtenaar verbaast zich over zoveel onzinnigheid, maar kan het advies van een arts naar eigen zeggen niet naast zich neerleggen. Over acht maanden beginnen we daarom weer van voor af aan. We zetten het alvast maar op de kalender.