In de weken voorafgaand aan het voorstel ben ik misselijk. Hét telefoontje brengt me in een euforie en manie die alleen maar te vergelijken zijn met mijn gesteldheid na de geboorte van Jens. Van de adoptieprocedure moet ik langer herstellen dan van een keizersnee. Ik herken haar huiltjes al gauw uit vele. Ben verliefd op haar als op Jens en vind haar met afstand het allermooiste, allerliefste, allergrappigste en allerleukste kind van de hele wereld.
Almaz is zo ‘eigen’ als ‘eigen’ maar kan zijn. Eigenlijk is ze dat vanaf het allereerste begin geweest. Voor haar was het anders. Ze was al door zoveel handen verzorgd en op zoveel schouders getroost, dat wij eerst maar eens moesten bewijzen dat we blijvers waren. Ze liet ons al gauw haar genegenheid blijken en bloeide sneller op dan we voor mogelijk hadden gehouden. Maar het echte overgeven, het volledig op ons vertrouwen, ook onbewust, dat duurde langer.
Hechting is een proces van jaren en je weet niet wanneer het is voltooid. Of het ooit voltooien zal. Dat maakt je als adoptie-ouder onzeker. Je zoekt naar herkenningspunten, kijkt terug en stelt tevreden vast wat voor enorme stappen je kind heeft gemaakt. Maar schrikt ook van een terugval, die je vaak pas achteraf kunt plaatsen.
‘Mijn mama!’ roept Almaz nog wel twintig keer. Ons meisje, dat al zo lang op haar eigen kamertje slaapt en zelfs durft te logeren, dat verlegen achter me wegkruipt als iets nieuw en onbekend is, dat nu volkomen op ons en meer en meer op zichzelf vertrouwt – vindt ons net zo‘eigen’ als ‘eigen’ maar kan zijn. Ik luister nog even naar de muziek van haar prachtige woorden en til haar dan van de trampoline af. We gaan naar huis.