Onwennig scheur ik het meegebrachte Turkse brood in hompen en zoek een plekje voor de tapenade. Wat een goed idee, zo’n bring it yourself tapas-feestje. Zo zou ik zelfs een verjaardag kunnen organiseren. Schuchter stel ik me her en der voor, vang flarden op van gesprekken en stel een al dan niet passende vraag. In onbekende omgeving was ik altijd al een muurbloempje, en sinds mijn leven als zorgmoeder blijkt mijn knoestige stengel nog sterker verklinkerd dan voorheen. Maar met een bord lekkere hapjes is er geen noodzaak tot praten en lukt het even alleen te luisteren. Naar gesprekken over vakanties (bestemmingen die ook ik heb bezocht), lesmethoden op de basisschool (met mijn groepje 3’er heb ik daarover zeer zeker een mening) en carrièreswitches (niemand hoeft te weten dat teveel tristesse tegelijk mij nu even van mijn werk weghoudt).
Het bord is leeg en de vraag valt of ik meer kinderen heb. Daarop is natuurlijk maar één antwoord mogelijk. “Ja, een zoon, één dag ouder dan J.", de zoon des huizes. Ik voeg eraan toe dat hij meervoudig complex gehandicapt is, om vragen over school en sport voor te zijn. Tevreden stel ik vast dat ik, nu, bij deze vergelijking, weinig voel. De ene J. en de andere – dat is een wereld van verschil. Een leven van verschil. En dat is. Niets meer en niets minder.
Intussen heeft Almaz, na een bedeesd begin, haar weg gevonden. Joelend rent ze met de andere kinderen op het trapveldje even verderop. Wat maakt het uit dat het allemaal jongens zijn en zij eigenlijk trots haar feestjurk en nieuwe kapsel wilde showen – ze is van alle markten thuis en rennen, dat is altijd leuk. Bezweet meldt ze zich af en toe voor een lekkere tapas en uiteindelijk voor het summum: de ijstaart. Op verzoek van J. treffen ze samen de laatste voorbereidingen. Toefjes crème uit een puntzak, flamberen – met het puntje van haar tong tussen haar lippen toont ze haar mogelijke kandidatuur voor de Cupcake cup. Twee trotse moeders fotograferen de samenwerking tussen hun kinderen. En daar, vanachter de lens, overvalt het me, toch.
Zó had het kunnen zijn. Almaz samen met haar grote broer. Almaz als jongste niet noodgedwongen in de rol van de oudste: de aanbedene, verzorgende, stimulerende, maar als jóngste. Beschermd, aangemoedigd, geprezen, in volle interactie. Zó had het moeten zijn. Niet achter, maar voor de lens.
Ik knipper met mijn ogen en berg samen met het onbestemde gevoel mijn toestel weg. Prijs mijn dochter en de zoon van mijn vriendin, die zo leuk en vanzelfsprekend met een zoveel jonger kind optrekt. Zonder gêne neem ik een tweede stuk ijstaart.
Hij is verrukkelijk. En ik kan dit.