Onze eerste ervaring daarmee was niet erg positief. De tandarts van dienst wilde nog niet eens probéren om in Jens’ mond te kijken. Dat deed hij alleen onder volledige narcose. Punt-uit. Verslagen reden we 40 minuten terug naar huis, om dezelfde weg nog een keer af te leggen voor de (tweede!) intake, en weken later voor de daadwerkelijke behandeling. Die duurde maar kort. Jens’ gebit zag er eigenlijk nog heel goed uit. Even schoonmaken, sealen en klaar was kees. Jens zelf beleefde het heel anders. Hij kwam, zoals gewoonlijk, angstig uit de narcose en bleef nog een paar dagen erg aangedaan.
Dat smaakte nou niet echt naar meer. Voorlopig stelde ik nieuw tandartsbezoek dan ook uit. Twee jaar later las ik een stukje in een lokaal huis-aan-huisblad over een tandarts in een instelling, die ook een dag per week praktijk hield voor mensen met een handicap buiten die instelling. Niet op 40 minuten, maar op 5 minuten rij-afstand. Een afspraak was snel gemaakt. En hoe anders waren onze ervaringen hier. Deze tandarts had als stelregel dat hij liever vaker heel even met een patiënt bezig was dan een keer lang. Zónder narcose.
Zo ga ik sindsdien elke drie maanden met Jens naar de tandarts. Leuk is het allesbehalve. Ik mag plat op de onderzoekstafel gaan liggen met Jens bovenop me. Terwijl ik hem vastklem en kalmerend toespreek, kijken de tandarts en assistente beetje bij beetje in zijn mond. Jens trapt mijn schenen bont en blauw en moppert luid. De tandarts maakt zijn gebit, tand voor tand, schoon. Meestal gaat het wonderwel goed. Soms begint Jens boos te huilen en in dat geval komen we een paar weken later terug voor de overige tanden.
Met het wisselen, niet-eten, de hevige reflux en het onafgebroken kwijlen wordt Jens’ gebit er echter niet beter op. Bij de laatste controle constateert de tandarts ook nog een aantasting van het glazuur. En dus wordt er een behandeling-onder-narcose ingepland. Ik spreek mezelf, zoals ik zo vaak doe, streng toe: “Je hebt dit vijf jaar uit weten te stellen, eens moest het ervan komen en nu krijgt zijn gebit tenminste weer eens een grote beurt. En hoe hoog scoort dit nu op het Lijstje der Erge Dingen? Kop op!”
Maar toch blijf ik nog even uit het veld geslagen. Een narcose voor Jens krijgt van mij hoe dan ook een dikke‘vind-ik-niet-leuk’. Weer een buikpijnafspraak op de kalender. Weer een onderzoek/ behandeling waarop we Jens niet kunnen voorbereiden en waarvan we weten dat hij het ellendig gaat vinden. Bang voor de tandarts ben ik zelf nooit geweest, maar voor Jens des te meer.