We regelen oppas voor Almaz en vrijaf voor Jens. Nog enigszins gestrest van mijn te volle ochtendprogramma haal ik hem bijtijds op. De navigatie wijst me de weg naar een voor mij nog onbekend ziekenhuis. Onze bijna-bus kan net-aan de parkeergarage in. Coen arriveert vijf minuten later, zijn werktas op zijn rug “omdat je nooit weet hoe een poli-afspraak verloopt”. Hij tilt Jens in de buggy, ik plaats de gehandicaptenparkeerkaart achter de voorruit. We zijn er, mooi op tijd.
"We hebben om kwart over twee een afspraak met dokter S." Geroutineerd overhandig ik de afsprakenbrief aan de dame achter de balie. Ze werpt er een vluchtige blik op en schuift hem gedecideerd weer terug. "Jullie hebben een afspraak over vijf weken. Ik vond het al vreemd, want dokter S. is er niet.”
Verbijsterd bekijk ik de brief, die ik deze dagen zeker drie keer in handen heb gehad. Het staat er echt. Ik bloos tot aan mijn kruin. Hoe gênant is dit. Hoe dom. Wij met onze in de iCloud synchroniserende agenda's. Onze BV-allures. Alleen het tijdstip klopt.
Om er toch nog maar iets van een positieve draai aan te geven, stamel ik: "Ach, best knap dat dit ons pas na elf jaar intensief ziekenhuisbezoek voor het eerst gebeurt." We maken een nieuwe afspraak -er bleek ook bij het ziekenhuis iets te zijn misgegaan- en ik laat een stapeltje flyers achter in de wachtkamer.
Ik ben dus die schrijfster die vijf weken te vroeg op een afspraak verscheen.